Grandes propriétés et organisation domaniale dans le Midi de la Gaule à l'époque carolingienne : que peut-on savoir ?

Résultats de recherche: Contribution à un journal/une revueArticleRevue par des pairs

Résumé

Rares, les sources écrites susceptibles d’éclairer la consistance, la structure et les modalités d’organisation du grand patrimoine foncier dans le Midi de la Gaule à l’époque carolingienne sont malheureusement trop inégalement réparties dans le temps et dans l’espace pour autoriser une synthèse à l’échelle régionale. Leur traitement suppose en outre une analyse fine du vocabulaire et, dans le cas des polyptyques de Marseille et de Mauriac, une étude en profondeur de la nature et de la portée du document. L’image qui s’en détache malgré tout est celle de patrimoines peu concentrés, en grande partie constitués de tenures sans lien avec des réserves, une seigneurie rentière dont les terres en faire-valoir direct, au demeurant réduites, n’étaient apparemment pas exploitées au moyen de services coutumiers requis des tenanciers libres et non-libres.
Unfortunately, the scarce written primary sources dating back to Carolingian times, which are able to shed some light upon the consistency, structure and organization of large landownership in southern Gaul, are too unevenly distributed in time and space to draw a regional synthesis. Moreover, their use implies an in-depth analysis of their vocabulary and, in the case of the polyptychs of Marseille and Mauriac, a thorough study of the nature and scope of the document. In spite of this, it appears that these large properties were relatively scattered and mostly consisted of holdings with no links to the demesne, a rent-based landlordship whose demesne was usually of a modest level and apparently not exploited via customary labour services required of the free or unfree tenants.
Helaas zijn de schaarse primaire geschreven bronnen uit de tijd van de Karolingen, die enig licht kunnen werpen op de opbouw, structuur en organisatie van de grote domeinen in zuidelijk Gallië, te ongelijk gespreid qua tijd en locatie tot een regionale synthese te kunnen komen. Bovendien impliceert het gebruiken van deze bronnen een diepgaande analyse van de gebruikte woordenschat, en in het geval van de polyptieken van Marseille en Mauriac, een grondige studie van de aard en impact van het document. Toch kunnen we van de redelijke veronderstelling uitgaan dat vrij landeigendom bestond; voor het grootste deel in de vorm van pachtgebieden zonder banden met de aan de heer voorbehouden grond, een seigneurie die op vaste bijdragen van een redelijke hoogte berustte, en waarvan de grond blijkbaar niet bewerkt werd door rniddel van de gebruikelijke arbeidsdiensten waartoe de vrije en onvrije pachters verplicht waren.
langue originaleFrançais
Pages (de - à)381-412
journalRevue belge de philologie et d'histoire
Volume90
Etat de la publicationPublié - 2012

Contient cette citation